Welzijn personeel stad Brugge

Mijnheer de voorzitter, geacht college, beste collega’s,

Naar aanleiding van jullie antwoord (28 mei ll.) op mijn schriftelijke vraag van 27 april ll. heeft onze fractie enkele ernstige bedenkingen.

1. Jaaractieplan:
Volgens het K.B. van 27 maart 1998 betreffende het welzijnsbeleid dient de werkgever te zorgen voor een structurele en planmatige aanpak van de preventie in zijn onderneming door middel van een dynamisch risicobeheersingssysteem. De basiselementen daarvoor zijn de risicoanalyse en de preventiemaatregelen die eruit voortvloeien. Het kan toch niet, omdat er wegens een wissel diensthoofd CPBW ( = Comité Preventie en Bescherming op het Werk) op 1 juni 2014 de werkgever zich onttrekt aan de wettelijke verplichting om ten laatste op 1 april van het volgende jaar een JAP (= jaaraktieplan) 2014 op te maken en op de voorziene datum door te sturen aan het FOD WASO (= Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg). Wetten zijn er om nageleefd te worden.

2. Asbestinventaris:
Zowel op het JAP 2013 en 2015, rubriek 4.1: Is er een asbestinventaris? JA! Dit is een loopje nemen met de waarheid. De wettelijke bepaling bij K.B. van 16 maart 2006 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest (B.S. van 23 maart 2006). Gewijzigd bij K.B. van 8 juni 2007 (B.S. van 22 juni 2007) Afdeling II. – Inventaris Art. 5. – § 1. stelt: “Zolang deze niet in zijn geheel is afgewerkt kan men moeilijk spreken van een ‘asbestinventaris’”. Momenteel is er nog geen half afgewerkte en dit sinds 2006! Dit is opzettelijk verkeerde informatie verstrekken aan de officiële instantie FOD WASO.

3. Inzake brandpreventie / evacuatieoefening: intern noodplan / EHBO / Brandbestrijding:
Hier is nog heel wat werk te doen! Met aandrang vragen wij dat alle maatregelen worden toegepast wat brandbestrijding betreft. Conform art. 52 Codex aangevuld met het K.B. van 28 maart 2014 die een aanpassing/aanvulling is bij artikel 52 en EHBO artikelen 174 tot 183ter ARAB ( = Algemeen Reglement voor Arbeidsbestemming).

4. IDPBW (= Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk): Conformiteitsaudit (initiële audit):
Aan de hand van een evaluatieschema stel ik vast dat van de 220 items a. 60 ervan onvoldoende scoren en maatregelen vereisen, b. 42 scoren heel slecht, laat te wensen over en vragen acties op korte termijn en c. 25 scoren problematisch, is helemaal niet geregeld en onmiddellijke actie is hoog nodig! Kan ik een lijst van deze items bekomen en op de hoogte gehouden worden van het resultaat?

5. Ik heb geen antwoord gekregen om mij de notulen van het CPBW te bezorgen na iedere vergadering. Mag ik deze alsnog bekomen zodat ik deze materie verder kan opvolgen?


Tot zover mijn voorlopige opmerkingen.

Antwoord van de schepen

Voorzitter André Van Nieuwkerke. – Mijnheer de schepen, bent u in staat om op deze juridisch
onderlegde interpellatie een antwoord te geven?
Schepen Jos Demarest. – Ik zal het proberen, voorzitter.
Ik waardeer de aanhoudende bezorgdheid en bekommernis voor het welzijn van onze
stadsmedewerkers op de werkvloer. En ik hoop dat wij dezelfde positieve ingesteldheid hebben om
het welzijn op het werk te maximaliseren. De toon van de interpellatie ervaar ik als een verwijtende
toon en dat is voor mij niet de juiste, maar dat is wel subjectief. Ik kan alleen verzekeren dat wij de
wetten wel naleven en dat wij geen verkeerde informatie hebben doorgegeven aan de officiële
instanties. Er is inderdaad nog heel veel werk, onder andere inzake brandpreventie. En in de
conformiteitsaudit hebben wij inderdaad achttien werkdomeinen gedefinieerd, en die vragen en
krijgen opvolging. Helaas zijn onze mogelijkheden beperkt.
U verwijst er naar dat wij vorig jaar een nieuw diensthoofd hebben aangeworven, meteen ook voor
ons de mogelijkheid om naar een echt beleid te gaan. Maar in een jaar tijd kunnen wij niet alles
oplossen wat jaren aan een stuk niet is opgevolgd geweest. En er wordt effectief geïnvesteerd in de
dienst. Ik verwijs naar de net goedkeurde formatiewijziging waar een extra kracht wordt bijgeplaatst.
Ik verwijs naar de werkplaatsbezoeken die worden georganiseerd waar dat vroeger niet het geval was
en waardoor wij ook weten wat er aan de hand is. Dat heeft als gevolg dat wij er ook iets moeten mee
doen, wat ook zal gebeuren. Er is de verhoging van de vergaderfrequentie van het comité, waarbij wij
op een deftige manier de communicatie met het personeel willen verdapperen.
De zaken worden ook beleidsmatig van korter bij opgevolgd dan vroeger. Het heeft te maken onder
andere met de adjunct-secretaris dat ook daar wordt geïnvesteerd en dat er voldoende interesse is
voor het veiligheidsbeleid van de stad. De adjunct zit wekelijks samen met het diensthoofd en ik kom
er zelf maandelijks bij om een aantal dingen op te volgen. Want ook vanuit mijn verantwoordelijkheid
probeer ik dit wat van dichterbij op te volgen.
Ik stel eigenlijk voor, collega, dat wij samen een werkbezoek brengen aan de dienst om niet op papier
het welles-nietes spel te spelen van het is er of het is er niet, maar de documenten – die ter uwer
beschikking worden gesteld, voor mij geen probleem – ook vlees en bloed zouden kunnen krijgen, om
echt aan te geven op welke manier wij een aantal dingen aan het doen zijn, aan het verdapperen zijn
en willen komen tot een resultaat dat ook uw bekommernis is.
Daarom ben ik ook altijd bereid om in het berek, indien daar de nodige tijd wordt voor vrijgemaakt, de
dienst voor te stellen om ook aan de mensen uit de gemeenteraad de kans te geven om meer info te
krijgen over deze heel belangrijke dienst van onze stad.
Voorzitter André Van Nieuwkerke. – Mijnheer De Bondt.
Raadslid Hugo De Bondt. – Mijnheer de schepen, u bent wel akkoord met mij dat jullie heel wat
achterstand in te lopen hebben.
Schepen Jos Demarest. – Ja, maar is er is een actieplan en we zetten dat verdapperd verder. U bent
uitgenodigd om samen op bezoek te gaan.
Raadslid Hugo De Bondt. – Dank u wel.

Mijn conclusie: 

Hier geeft schepen J. Demarest toe dat er bijna niks in orde is en dat er in een jaar tijd niet kan opgelost worden wat al jarenlang niet is opgevolgd geweest. Heel wat achterstand moet ingelopen worden. Er staat nog heel wat werk op stapel. Kort na mijn interpellatie ben ik uitgenodigd geweest op het kabinet van de schepen. Tijdens dit onderhoud, dat plaats had op 28 september 2015 in aanwezigheid van het diensthoofd IDPWB, werd mij verzekerd dat zij zo vlug mogelijk de wetten zullen toepassen. Ik beloofde hen dat ik in de eerste helft van 2017 daaromtrent een nieuwe interpellatie zal houden.