,

Familie De Bondt: niet zo maar een familie.

Mijn familie mag best trots zijn! Er zijn weinigen die kunnen zeggen nazaten te zijn van grote Vlamingen. Bijna niemand, zelfs in Vlaams-nationale kringen, weet wie onze voorvaderen zijn en wat ze betekend hebben voor ons volk.

De gebroeders Karel (° Evergem, 22 augustus 1888 – + Drongen, 2 oktober 1973). Hij was kunstenaar en architect, en Jan De Bondt (° Evergem 1884 – + Diksmuide 1962). Hij was ingenieur en architect.

Karel studeerde aan de Koninklijke Academie van Gent beeldende kunsten en architectuur. Hij was een actieve (Leie)schilder (olieverf op doek of aquarel). Hij schilderde vooral landschappen en portretten. Tevens verwierf hij bekendheid om zijn schilderijen over de IJzersymbolen. Cyriel Verschaeve omschreef hem als ‘de dichter met het penseel’. Karel was als anatomisch tekenaar verbonden aan de universiteit van Gent. Zijn vriend professor Paul Daels bezorgde hem verschillende opdrachten. Een van zijn eerste opdrachten was een schilderij voor de ingangshal van de Wereldtentoonstelling van 1913 in Gent. Hij exposeerde zijn werken in binnen- en buitenland (Parijs, Genève, Amsterdam). In 1921 won hij de wedstrijd uitgeschreven door het Leuvense stadsbestuur voor de bouw van een Oorlogsmonument voor de slachtoffers van de 1ste Wereldoorlog. Karel was de ontwerper van het monument van de gebroeders Van Raemdonck in Steenstrate. Het monument werd in 1933 gebouwd door zijn broer Jan. Het werd opgetrokken met brokstukken beton van het ‘Stampkot’, de militaire bunker waarin de gebroeders Van Raemdonck sneuvelden. De twee ineengestrengelde kruisen symboliseert de broederliefde. In 1949 waren de gebroeders de ontwerpers van de Paxpoort, die werd opgebouwd met het puin van de vernielde (opgeblazen) IJzertoren. In datzelfde  jaar ontwierpen Karel en Jan ook de hoofdingang van en de toegangspoorten tot de grafkamers van de IJzertoren.

Zie ook: https://wikipedia.org/wiki/Karel De_Bondt

Monument Gebroeders Van Raemdonck

Jan-Albert De Bondt, mijn grootvader (° Gent, 22 augustus 1888 – + Gent,18 maart 1969). Hij was architect tijdens het Interbellum art-decostijl). Vanaf 1919 tot aan zijn dood was hij actief als architect.

In 1906 schreef mijn grootvader zich in voor Bouwkunde aan de Stedelijke Academie voor Schone Kunsten in Gent. Tijdens zijn laatste jaar liep hij stage op de bouwwerf van de Wereldtentoonstelling van 1913. Hij verwierf zijn diploma van bouwmeester in 1912. Hij huwde een eerste keer in 1914 met Alice De Coninck (moeder van mijn vader). Zij stierf kort na de bevalling van mijn vader Albert. Kort na het begin van de 1ste Wereldoorlog werd hij als krijgsgevangene weggevoerd naar Duitsland. Na de wapenstilstand in 1919 kon hij naar ons land terugkeren. Pas toen vernam hij de dood van zijn echtgenote en de geboorte van zijn eerste kind Albert. De jaren nadien heeft hij als architect actief meegewerkt aan wederopbouwprojecten in Vlaanderen. Met een ontwerp van casino met theater en sportcentrum won hij in 1921de prestigieuze ‘Prijs van Rome’. Op 22 december 1924 werd hij aangesteld als leraar bouwkunde aan de Koninklijke Academie in Gent. Vanaf 1925 kreeg hij grote opdrachten van diverse opdrachtgevers. Halfweg 1928 bouwde hij zijn eigen villa (Villa De Bondt) en de villa ernaast van de beeldhouwer Leon Sarteel. In 1930 werd hij hoofdarchitect van de Gentse Elektriciteitsmaatschappij, waardoor in Gent verschillende electriciteitsstations en onderstations van hem te vinden zijn, evenals woningen voor het personeel.. Intussen ontwierp mijn grootvader heel wat privéwoningen onder meer voor dokter Frans Daels in Gent en Knokke, het huis van zijn neef in Diksmuide en de grote villa voor de directeur van de Gentse Elektriciteitsmaatschappij in Asse. In 1936 vroeg dokter Daels, voorzitter van het IJzerbedevaartcomité, hem een museum met bedevaarthuis te bouwen in Diksmuide, waarvoor hij verscheidene ontwerpen maakte. Hij kreeg tevens de opdracht een crypte te bouwen onder de IJzertoren. In september 1939 werd hij als dienstdoende directeur aangesteld en in februari 1941 vast benoemd als directeur van de Koninklijke Academie van Gent. Na de 2de Wereldoorlog werd hij beschuldigd van collaboratie omdat hij bemiddeld zou hebben bij het zenden van studenten naar het Oostfront en ook omdat hij een Duitser een lezing over architectuur had laten geven aan de Academie. Hij werd uit zijn ambt als directeur gezet in 1946. Ondanks de latere vrijspraak heeft het zijn verdere carrière totaal vernietigd. Hij heeft nooit eerherstel heeft willen aanvragen. Zwaar ontgoocheld in de Vlaamse zaak verbrandde hij kort voor zijn dood zo goed als al zijn voorontwerpen, originele plannen en tekeningen. In 1960 bouwde mijn grootvader voor mijn vader ons ouderlijk huis, woning met artsenpraktijk, op de hoek van de Karel De Stoutelaan (nr. 107) en de Kanunnik Van Hoonackerstraat hier in Brugge. Jan-Albert De Bondt wordt beschouwd als één van de belangrijkste architecten van het Interbellum. Onder meer zijn woonst ‘Villa De Bondt’ (Krijgslaan 124, 9000 Gent), werd geklasseerd als bouwkundig erfgoed.

Ze ook: https://wikipedia.org/wiki/Jan-Albert_De_Bondt

Jan-Albert De Bondt met zijn 2de echtgenote (foto uit het Familiearchief De Bondt)

Het Vlaams-nationalisme zit in mijn DNA

Albert De Bondt, mijn vader (° Gent, 9 oktober 1914 – + Brugge 7 juni 1979 in Brugge). Gerenommeerd huisarts in Brugge.

Mijn vader werd geboren in het begin van de 1ste Wereldoorlog. Zijn vader was er niet aanwezig, als gekwetste militair was hij reeds als krijgsgevangene naar Duitsland weggevoerd. Zijn moeder stierf een paar dagen na zijn geboorte. De zorg voor het pasgeboren kind werd opgenomen door de zuster van zijn moeder tot de terugkeer van zijn vader in 1919. Hij werd zeer streng katholiek opgevoed en liep de lagere school door in Gent. Nadien startte hij de humaniora als intern in het Sint-Vincentiuscollege te Eeklo. Met grote onderscheiding sloot hij zijn Latijn-Griekse humaniora af. Na zijn humaniora begon hij aan de Gentse universiteit de studies voor geneeskunde. Met onderscheiding sloot hij zijn universitaire periode af. Tijdens de 2de Wereldoorlog, op 8 november 1941, huwde hij in Gent met zijn grote liefde (mijn moeder), het Gents bourgeoismeisje Joanna Weymiëns. Tijdens de oorlogsperiode was mijn vader verbonden aan de Gentse ziekenhuizen. Hij hielp, vriend of vijand, waar het nodig was. Het maakte hem niet uit wie hij verzorgde. Maar net daarom liep het kort na de oorlog flink fout voor hem. Tijdens de na-oorlogse straatrepressie werd mijn vader voor vermeende collaboratie in het voorjaar van 1945 opgepakt en naar het Hechteniskamp van Lokeren overgebracht. Daar leerde hij heel wat Vlaams-nationalisten kennen die later hun sporen zouden verdienen in hun strijd voor de Vlaamse zaak. Ook mijn moeder werd niet gespaard van vernederingen en beschuldigingen. De beide families werden meegesleurd in de volkswoede van plunderingen en brandstichtingen. Uiteindelijk werd mijn vader vrijgepleit van collaboratie en buiten vervolging gesteld. Heel ziek, fel vermagerd en diep getekend door zoveel onrecht werd hij na enkele maanden vrijgelaten. Begin 1947 verliet hij, samen met mijn moeder en mijn broer, zijn geboortestad en vestigde zich als huisarts aan het Stil Ende in Brugge. De eerste tien jaar legde hij, zwaar beladen, vele kilometers met de fiets zijn huisbezoeken af. Bij een van zijn huisbezoeken op het platteland werd hij in 1949 onder vuur genomen. Achteraf zou blijken dat twee rijkswachters hem naar het leven stonden. Het waarom werd nooit achterhaald. De daders werden met rust gelaten. De reden moet niet ver gezocht worden. Mijn vader was ontzettend sociaal en meevoelend. Elke zieke was voor hem een mens in nood. Wie niet kon betalen, en dat gebeurde meer dan eens, antwoordde hij: “De rekening zal wel ‘hierboven’ vereffend worden.”. Zijn huisartsenpraktijk nam op korte tijd een explosieve uitbreiding en zijn gezin was reeds uitgebreid met drie kinderen. De huisbezoeken afleggen was niet langer doenbaar. In 1956 schafte hij zijn eerste auto aan. Begin de jaren 1960 telde het gezin vijf kinderen. Ons huis was te klein geworden. Iets verderop liet hij een nieuw groot woonhuis met praktijkgedeelte bouwen op de hoek van de Karel de Stoutelaan (nr. 207) en de Kanunnik Van Hoonackerstraat. Mijn grootvader tekende als architect de plannen van de nieuwe artsenwoning met praktijkruimte. Ondanks zijn drukke beroepsbezigheden vond hij nog de tijd om de studie voor homeopaat aan te vatten die hij succesvol beëindigde. Het plakkaat aan de deur werd aangepast en op al zijn correspondentie kwam naast arts ook ‘homeopaat’ te staan. Maar dàt was niet naar de zin van de Orde van Geneesheren. Er werd hem een zware sanctie opgelegd. Maar dankzij een goede vriend-advocaat werd de sanctie vernietigd. En zo was hij de allereerste huisdokter/homeopaat in België. Hij was medestichter van de Volksunie in Brugge. Midden de zestiger jaren trok hij de Senaatslijst voor de V.U. Hij werd toen ei zo na verkozen. Bij de volgende parlementaire verkiezingen moest hij baan ruimen voor de overgelopen CVP-burgemeester van Sint-Andries Pieter Leys. Daardoor zwaar teleurgesteld wilde hij nooit meer op een kieslijst staan. Begin de zeventiger jaren ging zijn gezondheid met rasse schreden achteruit. Zijn lichaam was zwaar ziek, moe gestreden, kapot, op. Hij moest zijn roeping als geneesheer opgeven. Hij stierf op 65-jarige leeftijd. Naar zijn wens werd aan de steenkapper opdracht gegeven om een mooi heldenhuldezerk te maken met A.V.V.-V.V.K. in gebeiteld. Hij was zo fier Vlaming te zijn… Maar Vlaanderen had hem zwaar teleurgesteld…

Dr Albert De Bondt (foto uit het Familiearchief De Bondt)

Ferdinand De Bondt (° Sint-Niklaas, 23 september 1923 – + Beveren, 22 februari 2014). Politicus. Overtuigd flamingant en federalist.

Fernand kwam uit een zeer katholiek gezin. Tijdens de 2de Wereldoorlog was hij leraar in Borgloon. Vanaf 1945 was hij leraar in de Broederschool te Sint-Niklaas. Hij stimuleerde Wase jongeren om hogeschool- of universiteitsstudies aan te vatten. Daartoe richtte hij de Waaslandhuizen op om aan de hogescholen minder gefortuneerde studenten te huisvesten. Na de 2de Wereldoorlog ontfermde hij zich over Duitse vluchtelingkinderen. In de jaren ’70 over Spaanse en Chileense politieke vluchtelingen. Nog later over het lot van de zigeuners in ons land.  Hij was een vooraanstaand kaderlid van de Vlaamse Volksbeweging en hij oefende veel invloed uit op het federalistisch programma ervan. Bovendien was hij een van de drijvende krachten achter de Marsen op Brussel in 1961 en 1962. Vanaf de eerste plannen rond 1963 voor de expansie van de haven van Antwerpen in de Wase Scheldepoldersop de linker Scheldeoever was Fernand actief in de strijd om de havenexpansie te beperken en landbouw en bewoning te vrijwaren. Dankzij zijn onverzettelijkheid werd in het gewestplan de zogenaamde ‘De Bondtlijn’ vastgelegd die onder meer het polderdorp Doel voor verdwijnen behoedde. Toen nieuwe plannen bekend raakten om Doel te laten verdwijnen voor de Antwerpse havenuitbreiding nam hij, samen met Karel Van Isacker en Frank Van Passel, het peterschap van Doel 2020 op zich. Vanaf 1965 werd hij hoofdredacteur van ‘Doorbraak’, een orgaan binnen de Vlaamse Volksbeweging. In 1968 werd hij provinciaal senator voor de Christelijke Volkspartij (CVP). Hij behoorde tot de Vlaamsgezinde stroming in die partij. In 1970 werd hij CVP- afgevaardigde in de Vaste Commissie voor de verbetering van de betrekkingen tussen de Belgische taalgemeenschappen. Onder de regering Leo Tindemans IV (en daarna in de overgangsregering Vanden Boeynants II) werd hij in 1977 tot 1979 Staatssecretaris voor de Hervorming van de Instellingen. Hij had ernstige bezwaren tegen het Egmontpact, vooral tegen het inschrijvingsrecht voor de Franstaligen die in Vlaamse gemeenten woonden. Dat leidde tot botsingen met partijvoorzitter Wilfred Martens. Zijn onverzettelijkheid tegen het Egmontpact leidde mee tot het einde van dat pact en het ontslag van de regering Tindemans. Tevens ook het einde van zijn deelname op het hoogste politieke toneel. Tot 1991 bleef hij nog senator. In 1998 besliste de Vlaamse regering dat Doel op termijn moest verdwijnen. Kort nadien verliet Ferdinand de CVP. Hij stortte zich volledig in de strijd om Doel van de sloop te vrijwaren. Hij was de allereerste die in 1998 een verzoekschrift indiende bij het Vlaams Parlement om doel niet van de kaart te vegen.

Zie ook: https://wikipedia.org/wiki/Jan-Ferdinand_De_Bondt

Ferdinand De Bondt (foto pdw De Standaard)


Recente blogposts

Hugo in je mail

Ik schrijf me in voor:*







Loading